26 januari 2020

Opinie: Gedragscode zon op land

Eerste stap naar een maatschappelijk verantwoorde en landschapsinclusieve aanpak

Via Solar magazine werd ik attent gemaakt op het bestaan van een Gedragscode zon op land voor grondgebonden zonneparken die Holland Solar, Energie Samen, Greenpeace, Milieudefensie, Natuur & Milieu, de Natuur en Milieufederaties, Natuurmonumenten, NLVOW en Vogelbescherming Nederland hebben opgesteld. Het initiatief van deze gedragscode is genomen door de brancheorganisatie Holland Solar.

Laat ik vooropstellen dat ik de gedragscode een goed initiatief vind om tot een meer verantwoorde ontwikkeling van zon op land te komen en daarmee maatschappelijk draagvlak te behouden voor zon op land. Dit is hard nodig omdat ons landschap de komende decennia sterk zal wijzigen als gevolg van de energietransitie. Het probleem hierbij is dat het landschap is gedereguleerd en het landschap als gevolg daarvan bij gebiedsontwikkeling niet goed wordt meegenomen. Dit wordt bevestigd door het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) in het signalenrapport ‘Zorg voor het landschap’ waarin een landschap-inclusieve aanpak wordt bepleit.

In dit licht valt de gedragscode tegen. Het landschap schittert behoorlijk in afwezigheid en de code zelf gaat op belangrijke onderdelen naar mijn overtuiging niet ver genoeg. Het lijkt alsof de code bedoeld is om eventuele negatieve stemmingen in de maatschappij rond zon op land te temperen en kansen zijn blijven liggen om echt fundamentele veranderingen in gedrag vast te leggen om te komen tot een maatschappelijk verantwoorde ontwikkeling van zon op land.

Waar gaat de code precies over? De gedragscode gaat over grondgebonden zonnepaneelvelden of -parken. Maar scherper gesteld gaat de gedragscode vooral over de inpassing hiervan in het landelijk gebied: ons cultuurlandschap. Overigens is de term zonneveld of –park met een ‘groene’ klank nogal misleidend. Het zonneveld of –park is net als een bedrijvenpark verstedelijking. Daarnaast hebben zonneterreinen de neiging om steeds groter te worden. Uitgestrekte reeksen zonnepanelen, hekken, meerdere trafo’s en camera’s: ze geven het terrein een industrieel karakter. Kortom, de code gaat over een lichte vorm van verstedelijking/industrialisatie van ons cultuurlandschap.

Ons land is klein, de ruimte is schaars en het cultuurlandschap is een waardevol goed. Het is dan ook verstandig om met ons landschap zorgvuldig om te gaan. In de ruimtelijke ordening is dit lang geleden al erkend en zijn hiervoor instrumenten ontwikkeld zoals de ladder voor duurzame verstedelijking. In het kort komt deze ladder neer op het eerst benutten van de ruimte in het stedelijk gebied voor verstedelijking alvorens cultuurlandschap hiervoor te gebruiken. Deze ladder wordt ook toegepast bij de aanleg van zonneparken maar ik constateer dat deze ladder niet goed werkt want in het cultuurlandschap verschijnen momenteel de eerste echt grote zonneterreinen terwijl het potentieel in de steden nog niet wordt gebruikt. De oorzaken van het niet werken van de ladder zijn divers. Zo stuurt het huidige subsidiestelsel aan op grootschalige ontwikkelingen, wordt de meer versnipperde eigendomssituatie in stedelijk gebied als ingewikkeld ervaren en grondeigenaren in het cultuurlandschap – veelal boeren – willen vaak om financiële redenen graag meewerken. De gedragscode manoeuvreert om deze oorzaken heen waardoor ik verwacht dat er weinig tot niks verandert in het huidige gedrag. Als het lukt om de ladder goed te laten werken, is het ontwikkelen van zonneterreinen ‘los’ in het cultuurlandschap de laatste stap. Dit sluit ook aan bij het principe van ‘voorkomen van afwenteling’ zoals dat in de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is geformuleerd. De grote energiegebruikers zijn namelijk onze steden en industrie.

De gedragscode bevat voor de ontwikkeling van zonneterreinen 3 uitgangspunten. Het gaat om ‘samen met stakeholders’, ‘meerwaarde omgeving’, ‘oorspronkelijk grondgebruik mogelijk’. ‘Samen met stakeholders’ betekent dat de zonne-energiesector zal werken met een op het project afgestemde vorm van procesparticipatie. Bij ieder project denken de stakeholders inclusief bewoners uit de omgeving mee over de locatie, vormgeving en ontwikkeling van het beoogde zonneveld. Het gesprek aan gaan met elkaar en ‘meedenken’ is altijd goed maar in het licht van de inwerkingtreding van de Omgevingswet (1 januari 2021) niets nieuws onder zon. Dit uitgangspunt zou aan kracht winnen als projecten zo opgezet worden dat een bepaald percentage lokaal eigenaarschap ontstaat. Ook vraagt dit uitgangspunt om een nadere uitwerking van de rol van de gemeente die het maatschappelijk belang dient te behartigen.

Voor wat betreft het uitgangspunt ‘meerwaarde omgeving’ geeft de code aan dat naast economische motieven voor ontwikkelaar en grondeigenaar er voor de omgeving andere belangen, zoals landschap, biodiversiteit, en (financiële) waarde voor de omgeving spelen. Zonneparken bieden, mits goed vormgegeven op een goed gekozen locatie ook een kans om de omgeving mooier en de natuur waardevoller te maken. De sector neemt het principe op zich dat, in overleg met stakeholders, het zonneveld per saldo een verbetering voor de landschappelijk en natuurwaarde van het gebied betekent. Deels zal dit per definitie subjectief zijn. Waar mogelijk wordt dit geobjectiveerd, bijvoorbeeld met een meetbare toename aan biodiversiteit. Dit bovenstaande uitgangspunt roept veel op. Een goed gekozen locatie is vanuit een goede ruimtelijk ordening toe te juichen en is een flinke verbetering van de huidige praktijk waarbij eigendomssituaties, het energienetwerk en ‘not in my backyard’ sturend zijn. Vertrekpunt bij het zoeken van geschikte locaties zouden de karakteristieken van het cultuurlandschap moeten zijn. Ieder cultuurlandschap heeft zijn eigen karakter en (on)mogelijkheden voor het inpassen van zonneterreinen. Daarnaast vraagt het bepalen van goed gekozen locaties om een bredere blik dan in de huidige praktijk waarbij vaak alleen naar het ‘laadvermogen’ van een landschap wordt gekeken. Door andere maatschappelijke vraagstukken zoals leefbaarheid, veranderingen in de landbouw, biodiversiteit en klimaatadaptatie te betrekken in de energietransitie kunnen we komen tot een toekomstbestendig cultuurlandschap met omgevingskwaliteit dat veel verder gaat dan ‘mooi’ of ‘lelijk’. Om dit te bereiken is inzet van landschapsarchitecten en architecten essentieel. Een dergelijk benadering van de karakteristieken en het benutten van koppelkansen sluit ook aan bij de principes uit de NOVI van het ‘combineren van functies gaat voor enkelvoudige functies’ en ‘kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal’. Tot slot gaat het uitgangspunt ‘meerwaarde omgeving’ naar mijn smaak niet ver genoeg als het gaat om de verdeling van lusten en lasten van het beoogde zonnepark. Het zou van maatschappelijk verantwoord gedrag getuigen om transparant te zijn naar de stakeholders over de financiële belangen van de ontwikkelaar en de grondeigenaar. Een eerlijk percentage van de mede door subsidie mogelijk gemaakte revenuen voor ontwikkelaar en grondeigenaar zou terug moeten vloeien in het gebied in bijvoorbeeld een fonds.

Last but not least gaat de gedragscode over het uitgangspunt ‘oorspronkelijk grondgebruik mogelijk’. Dit uitgangspunt gaat erover dat de energiesector de parken zo inricht dat er geen onomkeerbare ontwikkeling plaatsvindt. Het oorspronkelijke of een ander grondgebruik moet, indien gewenst door de grondeigenaar en bevoegd gezag, nadat het zonneveld weer mogelijk zijn. Daarbij hoort ook dat de sector zorgt dat er geen vervuiling optreedt of dat er spullen achterblijven. Dit uitgangspunt klinkt sympathiek en maakt het initiatief ‘klein’, want tijdelijk te gast in het cultuurlandschap. Het is nog maar de vraag of de suggestie die hier wordt gewekt dat over pak ‘m beet 20 jaar we ons cultuurlandschap weer terugkrijgen bewaarheid wordt. Vormen zonneterreinen met hun kant-en-klare infrastructuur straks geen ruimtelijke aanleiding om hier nieuwe zonnepanelen op te leggen? Of nog nu nog onbekende initiatieven te ontplooien. Ik heb geen glazen bol maar weet wel dat de huidige NAM-locaties en slibdepots – ook ‘tijdelijke gasten’ in het cultuurlandschap – op dit moment aanleidingen vormen voor de plaatsing van zonneterreinen. En stel inderdaad dat de zonneterreinen worden opgeruimd, wat gebeurt er dan met de verhardingen, trafo’s, hekken, stellages en zonnepanelen die vol met chemicaliën zitten? In een tijd waarin circulair denken (er is geen afval) in opmars is, zwijgt de gedragscode mijns inziens ten onrechte. Waarom niet het landschap meteen zodanig inrichten bij de aanleg van een zonneterrein, dat na de toekomstige verwijdering van de panelen het landschap kwalitatief beter is geworden?

Ik juich de energietransitie toe. Wat is er in principe nou mooier om met natuurlijke bronnen te voorzien in de energiebehoefte? Niemand weet precies hoe we dat het beste kunnen bereiken. Met andere woorden dit is een zoektocht. Nederland is een gemaakt land. Laten we deze maakbaarheid vieren en de zoektocht tot een gezamenlijke maken. Zodat we komen tot een maatschappelijk verantwoorde aanpak met in ieder geval ook meer aandacht voor het landschap. Deze gedragscode kan in de zoektocht gebruikt worden als leidraad om met elkaar hierover het gesprek aan te gaan. Wie doet er mee?

 

Tim Willems-Kruize

Stichting Libau, adviesorganisatie voor ruimtelijke kwaliteit en cultureel erfgoed

atelierleider Team Ruimtelijke Kwaliteit/stedenbouwkundige BNSP