28 maart 2017

Reactie directeur Federatie Ruimtelijke Kwaliteit op concept Invoeringswet Omgevingswet

Onderstaand artikel is afkomstig van de Federatie Ruimtelijke Kwaliteit, waarbij Libau is aangesloten.

Invoeringswet zet integrale omgevingskwaliteit klem.
Een van de grote vernieuwingen van de Omgevingswet is de integrale behandeling van de omgevingskwaliteit. Voortaan krijgt elke initiatiefnemer in één document inzicht in alle randvoorwaarden en beperkingen die gelden voor een bepaalde plek. Dat document is het omgevingsplan. Het harmoniseert de vaak tegenstrijdige eisen uit de tientallen afzonderlijke beleidsdocumenten. In één klap is alles inzichtelijk.

Voor de ruimtelijke kwaliteit is dat een enorm voordeel. Zeker in combinatie met de ruimte die een gemeente krijgt om al te knellende eisen terzijde te schuiven als die het bereiken van een kwaliteitsoptimum in de weg staan. Zo’n integrale beoordeling is geen kwestie van de schuifjes in een mengpaneel meer of minder open zetten; een lagere kwaliteit op het gebied van geluid compenseren met nóg betere architectuur is natuurlijk ondoenlijk. Het gaat er juist om dat het project als geheel een positieve bijdrage levert aan de omgevingskwaliteit, ook als de kwaliteit op een deelaspect (in dit geval geluid) wat minder is. Met de juiste procedures kan de Omgevingswet daadwerkelijk zorgen voor die hogere, integraal afgewogen omgevingskwaliteit. Voor die procedures is de gemeente aan zet.

Zorgwekkend
In januari is de Invoeringswet in concept gepubliceerd. Deze wet regelt de overgang van de oude naar de nieuwe wet, maar, en daar zit de crux, de wet geeft ook een beter inzicht in het karakter van het gemeentelijk omgevingsplan én kondigt ingrijpende wijzigingen aan in de vergunningprocedure voor bouwwerken. Feitelijk van het stelsel in zijn totaliteit.

Dat inzicht en die wijzigingen zijn tamelijk zorgwekkend. In feite wordt de constructie van het fraaie bouwwerk nu gedeconstrueerd. Apart vormgegeven delen krijgen zo veel nadruk dat het gebouw zijn oorspronkelijke samenhang verliest.

Karakter
Allereerst het karakter van het omgevingsplan. Het rijk gaat er vanuit dat het omgevingsplan de algemene regels bevat waaraan initiatieven op lokaal niveau moeten voldoen. Samen met de algemene regels op rijksniveau (Besluit Bouwwerken Leefomgeving en Besluit Activiteiten Leefomgeving) moet duidelijk zijn waar een initiatiefnemer zich aan te houden heeft. Hij kan zonder vergunning zijn gang gaan.

Maar de gemeente kan in het omgevingsplan opnemen dat er in bepaalde gebieden of voor bepaalde initiatieven, geen algemene regels zijn. Bijvoorbeeld omdat de gemeente een nadere afweging wil kunnen maken, of omdat de activiteit alleen tijdelijk is toegestaan.
Het omgevingsplan is daarmee vergelijkbaar geworden met de gemeentelijke verordeningen: een gemeente kan bepalen dat er een kapverordening bestaat, maar kan er ook van afzien. Een gemeente kan een lijst met gemeentelijke monumenten opnemen in de erfgoedverordening, maar dat hoeft niet. Hetzelfde geldt voor een ligplaatsenverordening, reclameverordening en dergelijke. Die verdwijnen straks allemaal, en worden opgenomen in het omgevingsplan. De rijkseisen echter, worden nadrukkelijk geen onderdeel van het omgevingsplan. Wie een vergunning aanvraagt voor het lozen van afvalwater, krijgt geen omgevingsplan-vergunning, maar een losstaande lozingsvergunning op grond van de voorwaarden uit het Besluit Activiteiten Leefomgeving. Wie een rijksmonument wil verbouwen, hoeft niet in het omgevingsplan te kijken, want daar komt het rijksmonument helemaal niet in voor: hij vraagt een rijksmonumentenvergunning aan. Maar als het rijksmonument zich bevindt in een gebied waarvoor de gemeente in het omgevingsplan welstandseisen heeft opgenomen, dan moet er náást de monumentenvergunning ook een vergunning op grond van het omgevingsplan worden aangevraagd, vanwege de lokale kwaliteitseisen.

Nog gekker
Maar het wordt nog gekker. In de Invoeringswet wordt namelijk de vergunning voor het bouwen in tweeën geknipt. De toets aan de nationale regels van het Besluit Bouwwerken Leefomgeving (waarin de eisen voor bouwtechniek, constructies, energieprestatie, toegankelijkheid, daglichttoetreding staan) wordt losgeknipt van de ruimtelijke kwaliteitseisen (bouwhoogte, gevelbreedte, materiaalgebruik, gemeentelijke erfgoedwaarden, maar ook aanvullende gemeentelijke energieprestatie-eisen). Die laatste vind je in het omgevingsplan en deze kunnen van plek tot plek verschillen.

Bochten
Door deze deconstructie van de Omgevingswet worden gemeenten gedwongen zich in tal van ingewikkelde bochten te wringen, met name in de manier waarop ze hun procedures vorm geven, om de integrale vraag te beantwoorden of een project bijdraagt aan de omgevingskwaliteit. Misschien is dat met heel veel moeite nog wel te doen, maar voor een bewoner die uitgenodigd wordt om in een participatietraject mee te doen is door al deze separate procedures en vergunningen het beeld beslist niet eenvoudiger of beter.

In een reactie op deze concept-invoeringswet heeft de Federatie Ruimtelijke Kwaliteit gevraagd om af te zien van deze knip in de vergunning voor het bouwen, en om het vergunningstelsel voor rijksmonumenten alsnog op te nemen in het omgevingsplan. Om op die manier in elk geval voor de gebouwde omgeving een integrale kwaliteitsbevordering overeind te houden.

knellend2

Afbeelding: Federatie Ruimtelijke Kwaliteit