31 maart 2020

De architect als uitvinder – méér dan een gebouw ontwerpen

10 maart gaf architect Gijs de Waal een lezing over zijn favoriete projecten op de Academie van Bouwkunst Groningen. De AvB Groningen organiseert regelmatig samen met de VBB lezingen. Deze zijn voor TRK (het Team Ruimtelijke Kwaliteit van Libau) altijd een mooie kans om inspiratie op te doen en voor informele ontmoetingen met vakgenoten.

De ongewone projecten die Gijs de Waal die avond liet zien zijn voornamelijk gestart tijdens de vorige crisis. Doordat de reguliere ontwikkelaars niets meer deden ontstond er ruimte voor experiment. Gijs durfde dit experiment maar al te graag aan en ging, vaak met een groep gelijkgezinden zoals o.a. studio Valkenier, op de meest moeilijke plekken aan de slag. Paviljoen BRET op het plein voor station Amsterdam Sloterdijk is wellicht de bekendste van zijn projecten. Het is tot stand gekomen midden in een gebied met kantoorgebouwen op een druk betonnen verkeersplein.

Wat Gijs heeft uitgevonden? Om te beginnen een andere manier om een gebouw gefinancierd te krijgen. Zijn gebouwen worden doorgaans voor horeca in combinatie met cultuur gebruikt . De eerste 10 jaar van de uitbaat vormen onderdeel van de begroting waardoor ook in de crisis de financiering geregeld kom worden.

De misschien opvallendste uitvinding die Gijs heeft gedaan is heel persoonlijk. Hij wordt immens blij van het bouwen op zich. Gijs neemt daarom zelf de rol van opdrachtgever, architect én bouwer (hoofdaannemer) in. Hierdoor kan hij anders omgaan met de kosten voor materiaal en arbeid. Zijn gebouwen zijn allemaal gemaakt van hergebruikte materialen, die zo mogelijk zonder kosten opgehaald worden.

In het geval van paviljoen BRET gaat het om zeecontainers uit de haven, glas en isolatiemateriaal van een woningbouwcorporatie, hout van een stationsperron dat is komen te vervallen en kolommen gemaakt van bomen uit het nabijgelegen natuurgebied De Bretten.

Hergebruik van materialen is arbeidsintensiever dan gebruik van nieuw bouwmateriaal, maar de extra uren kunnen worden gedekt door de besparing aan materiaalkosten. Vaak creëert Gijs zelfs nog een extra uitdaging zoals het bouwen zonder afvalcontainer. Hierdoor moeten dus ook alle snijresten in het gebouw worden verwerkt. Dit vraagt om heel ander vakmanschap in het ontwerp én tijdens de bouw, maar levert hele bijzondere plekken met prachtige details op.

En de bijzondere plekken, dáár gaat het natuurlijk om. Aangezien de locaties waar hij aan de slag gaat altijd moeilijk zijn, start elk project met een grondig onderzoek. Dit betekent uitgebreid op de plek zijn, de mensen spreken en hun bij het project betrekken. Diepgaand kennis opdoen, draagvlak creëren; dit zijn heel belangrijke stappen voorafgaand aan het ontwerp. Daarnaast is dit ook het moment waarin zich bijzondere kansen voor kunnen doen.

Om bijvoorbeeld het hout voor de kolommen van BRET te verkrijgen is contact met Staatsbosbeheer gelegd. Vervolgens zijn tijdens een gezamenlijke wandeling door het gebied de juiste bomen aangewezen. Of deze wandeling of de gesprekken met de mensen de inspiratie waren is niet duidelijk, maar één van de mooie bijkomende resultaten van het project was de aanleg van een wandelroute tussen het paviljoen en het naburige natuurgebied. Het paviljoen is niet alleen een plek voor cultuur en ontmoeting, maar legt ook een verbinding tussen de werkende mensen in de kantoren, het natuurgebied en de omringende woonwijken.

Door containers opnieuw te stapelen, een nieuw pad aan te leggen en zoveel mogelijk groen op een betonnen plein te introduceren is een spannende plek van betekenis ontstaan.

Is deze aanpak ook kansrijk in Groningen en Drenthe? Zeker. Ook in de minder dichtbevolkte gebieden van Nederland zijn er ‘moeilijke’ plekken die met de creativiteit van een uitvinder, beschikbaar bouwmateriaal voor hergebruik en betrokken mensen tot een spannende nieuwe plek getransformeerd kunnen worden.

Kan je dan niet gewoon de lastige plekken met mooie nieuwe materialen een nieuwe betekenis geven? In principe kan dat natuurlijk. Maar de toekomst ligt in het circulair bouwen. We weten dat er niet oneindig veel grondstoffen en energie tot onze beschikking staan. De bouw is nu nog één van de grootverbruikers. Dat gaat als het aan de overheid ligt in de komende 10 jaar veranderen; in 2030 moet 50 procent van de economie circulair zijn. Dus ook de bouw. Een mooie bijkomende winst kan juist het arbeidsintensieve bouwen voor gebieden met weinig werkgelegenheid zijn. Laten we daarom hiermee aan de slag gaan en snel de nodige ervaring opdoen.

Sandra Grabs, Libau TRK