Dat perspectief zal extensiever en biologischer moeten zijn. Bijvoorbeeld in combinatie met vormen van landschaps- en natuurbeheer. Maar denk bijvoorbeeld ook aan directe voedselproductie voor de stad Groningen, bepaalde vormen van recreatie en gastheerschap of het verbouwen van gewassen die in de woningbouw gebruikt kunnen worden. De inkomsten daaruit kunnen gebruikt worden om met meer respect voor de natuur te gaan boeren. Dat komt de biodiversiteit en het landschap zeker ten goede. Want één ding is zeker: de natuurkwaliteit in het landelijk gebied is echt heel hard achteruitgegaan. Ik noem alleen maar de vogels van het open boerenland in Groningen, die zijn in de periode 1990 tot 2019 met 60 procent afgenomen. Helaas heeft deze negatieve trend zich de afgelopen jaren doorgezet. Dat is schokkend.”
Water vasthouden
Het werken met WABOS kan ertoe leiden dat in sommige gebieden het waterpeil de komende jaren verhoogd wordt. Zo kan in de winter meer water vastgehouden worden dat vervolgens in droge periodes weer gebruikt kan worden. Daarvan kan zowel de landbouw als de natuur profiteren. “En verhoging van het peil in veengebieden is noodzakelijk om inklinking van het veen tegen te gaan. Daarmee gaan we dan ook de uitstoot van CO2 tegen. De oplossingen daarvoor zullen we voor Noord-Nederland als geheel moeten ontwikkelen.” In het verlengde hiervan ziet Bakker een belangrijke rol weggelegd voor de provincies en met name ook de waterschappen. “De beide notities die ik noemde, zijn vorig jaar samen met ons Watermanifest aangeboden aan de nieuw gekozen provinciale- en waterschapsbestuurders.
We merken inmiddels dat de gedachtenlijnen hieruit beginnen te landen. We zijn nu voor de watervoorziening in droge zomers nog heel sterk afhankelijk van wateraanvoer vanuit het IJsselmeer, maar daar kunnen we niet oneindig mee doorgaan. We zullen ook in ons eigen gebied anders met zoetwaterbuffers moeten omgaan, zoals onder het Drents Plateau. Waarbij wij de stelling hanteren dat het waterpeil de passende functie ter plekke bepaalt, en niet andersom zoals in de afgelopen decennia gebeurde.”
Ver vooruitkijken
Voor de komende periode is het zaak, zo bepleit Bakker, deze principes verder uit te werken. Ze noemt rijksnota’s als de NOVEX en de nieuwe Nota Ruimte als documenten waarin de nieuwe omgang met het buitengebied een plek moet krijgen, evenals in het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG). “We moeten minstens dertig jaar vooruitkijken. Daar zijn wij nu hard mee bezig, aan tafel met de andere partijen. De waterbedrijven horen daar bijvoorbeeld ook bij: zij maken zich zorgen of ze in de toekomst nog wel voldoende drinkwater kunnen leveren. Zeker als we in Noord-Nederland nog 200.000 nieuwe woningen erbij gaan bouwen.” Met dat laatste raakt Jorien Bakker aan een overheidslaag die zeker niet onbesproken mag blijven: de gemeenten. “Ook zij kunnen in hun beleid stappen zetten op dit gebied. De gemeente Groningen werkt bijvoorbeeld nu aan een eigen landschapsbiografie. Op basis daarvan wordt een landschapskoers uitgezet. Dat zou ook voor andere gemeenten een interessante optie kunnen zijn. Zo leg je de basis, samen met de Omgevingsvisie, voor de toekomstige inrichting van je grondgebied.”
“Je moet heel goed kijken – met die lange termijnbril op – waar je kunt en wilt bouwen.”