Het is vervolgens aan het genoemde kwaliteitsstelsel om de initiatieven van opdrachtgevers in goede banen te leiden. De FRK-directeur maakt daarbij graag een onderscheid in twee niveaus: “We moeten enerzijds zorgen voor een vangnet waarbij we een minimale omgevingskwaliteit verplicht stellen en bespreken met de opdrachtgevers. Zo van: dit is de minimale waarde waartoe u zich te verhouden heeft. Maar daarnaast vind ik dat we – gezien de veelheid van opgaven waar we voor staan – met elkaar de morele plicht hebben een ‘plus’ op ontwikkelingen te zetten.
Die plus moeten we lokaal organiseren: door bijvoorbeeld excellentie meer te belonen en in de schijnwerpers te zetten. En duidelijk maken wat de spin-off daarvan is. Voor de omgeving, de gebruikers, de eigenaren, de ontwikkelaars. En voor de toekomstige generaties. Dat verhaal moeten we met elkaar maken en uitdragen en dat vind ik ook wel één van de verantwoordelijkheden van de FRK.”
Goed monitoren
Maar het is evenzeer aan gemeenten om hier de verantwoordelijkheid in te nemen, zo vervolgt Hoefsloot. De commissies ruimtelijke kwaliteit hebben daarbij een belangrijke dubbelrol: “Zij adviseren over de concrete initiatieven in de gemeente, maar hebben daarnaast een belangrijke monitorfunctie. Zij signaleren knelpunten in het lokale omgevingsbeleid maar zien ook trends in bijvoorbeeld materiaalgebruik en bouwwijzen. Het is aan te bevelen om die ervaringen goed en gestructureerd in te brengen in de gemeentelijke beleidscyclus voor visievorming en beleidsontwikkeling, zodat toekomstige initiatiefnemers daar weer baat bij kunnen hebben.” Gebruik de kennis van de commissies, zo luidt haar pleidooi: “Zij zijn in gesprek met de opdrachtgevers en herkennen de excellentie in opdrachtgeverschap. Ze zien ook waar initiatiefnemers behoefte aan hebben als het gaat om de minimaal gewenste omgevingskwaliteit.” Aan gemeentelijke kant is het zaak om deze monitoring goed vorm te geven. Dat wordt niet gemakkelijk gemaakt door het gebrek aan capaciteit op lokaal niveau, onderkent ook Hoefsloot: “Wij vragen daar regelmatig nadrukkelijk aandacht voor op landelijk niveau, bij Rijk en VNG. Het Rijk is nu bezig met het Actieprogramma Ruimtelijk Ontwerp voor de periode 2025-2028. Wat ons betreft vormt de kwaliteit van het lokale en regionale kwaliteitsstelsel één van de centrale aandachtspunten, zeker ook in relatie tot de grote maatschappelijke opgaven waar we voor staan.”
Mariëlle Hoefsloot vindt het heel goed dat de provincie Groningen met het Steunpunt Ruimtelijke Kwaliteit gemeenten ondersteunt bij ruimte gerelateerde opgaven. Foto: Christie Wijnen Fotografie
Dialoog met de politiek
Het Steunpunt Ruimtelijke Kwaliteit dat Libau in Groningen heeft opgericht, noemt zij als een lichtend voorbeeld van een manier waarop gemeenten met hun kwaliteitsvragen kunnen worden geholpen. “Heel goed dat de provincie Groningen dit ondersteunt, dat zouden andere provincies ook moeten doen.” Ook het inzetten van dorps- en stadsbouwmeesters kan wat haar betreft heel nuttig zijn, zolang het complementair is aan het werk van de commissies ruimtelijke kwaliteit: “Ik kan me voorstellen dat een gemeente een bouwmeester vooral inzet voor de strategische verandertrajecten. Ik noem de energie-infrastructuur die op ons afkomt: dat gaat een enorm beroep doen op gemeentes en op de kwaliteit van de leefomgeving.
Laat zo’n stads- of dorpsbouwmeester zich daar op strategisch niveau met het bestuur goed over buigen. ”Daarbij kan een bouwmeester juist ook van toegevoegde waarde zijn naar het gemeentebestuur: “Zij of hij kan de dialoog starten met de volksvertegenwoordigers over de toekomst van een gemeente: waar zijn we nu met elkaar trots op, welke kwaliteiten willen we behouden en verder uitbouwen? Het blijft van groot belang dat we met elkaar daarover het gesprek blijven voeren.”